4. Lifting capaciteit, behandelgebieden en resultaten

Lifting capaciteit is een van de belangrijkste eigenschappen voor een gewenst ‘gevuld’ resultaat, omdat dit de mate is waarin de huid gelift wordt. Lifting capaciteit wordt bepaald door de opslagmodulus (G’) te vermenigvuldigen met de cohesiviteit, omdat zowel de opslagmodulus als de cohesiviteit zorgen voor een lift-effect. Visco-elasticiteit wordt niet gebruikt, omdat de lage viskeuze eigenschappen van fillers voor gemakkelijke injectie niet wenselijk zijn nadat een filler geïnjecteerd is.
Lifting capaciteit vanuit hoge cohesiviteit is superieur aan lifting capaciteit vanuit hoge opslagmodulus

Een filler met een hoge opslagmodulus is vaak minder cohesief. Nadat een dergelijke filler is geïnjecteerd, zullen de continu herhaalde drukkrachten ervoor zorgen dat de filler langzaam uitzakt en verspreidt. Deze uitzakking en verspreiding worden groter namaten de injectie dieper wordt gezet, omdat hier meer bewegingsruimte is in vergelijking tot een oppervlakkigere injectie. Een lage cohesiviteit veroorzaakt ook brekingen in de filler, wat tot ongewenste verplaatsing van de filler kan leiden.
Bij een filler met lage cohesiviteit en een hoge elasticiteit wordt de lifting capaciteit voornamelijk veroorzaakt door deeltjesgrootte. De afzonderlijke deeltjes zijn dus elastisch en stevig, maar de de filler als collectie van afzonderlijke deeltjes (de gel) is zwak.

De opslagmodulus wordt in grotere mate dan de cohesiviteit bepaald door de hoeveelheid crosslinkers in een filler. Crosslinkers zijn in bepaalde vormen schadelijk voor het lichaam en dienen geminimaliseerd te worden. Een lagere hoeveelheid crosslinkers betekent vaak een lagere opslagmodulus. De meeste fillerleveranciers zijn dan ook afhankelijk van crosslinkers en de opslagmodulus om het liftingeffect van hun fillers waar te borgen. Er zijn echter andere manieren om de sterkte van fillers te garanderen, zoals intermoleculaire krachten en mechanische verbindingen (les 1).
Benodigde cohesiviteit of elasticiteit per behandelgebied
Bij alle gebieden kan de lifting capaciteit het beste gehaald worden uit cohesiviteit, maar een opslagmodulus (elasticiteit of visco-elasticiteit) voldoet ook. Er zijn drie soorten gebieden, namelijk fijne lijntjes rondom de mond en ogen, gebieden die dicht op het bot liggen + lippen en het onderste deel van het gezicht.
1. Fijne lijntjes
Fijne lijntjes moeten slechts opgevuld worden, wat vaak redelijk oppervlakkig gedaan wordt. Om een mooi egaal effect te krijgen is hierbij een relatief lagere cohesiviteit of opslagmodulus van belang. Om verplaatsing te voorkomen moet de cohesiviteit nog wel hoog genoeg zijn. De fijne lijntjes hebben vooral betrekking op gebieden rondom de mond en ogen. Deze gebieden kennen weinig schuifspanning.
2. Neus, jukbeenderen, kin en lippen
Gebieden die dicht op het bot liggen (jukbeenderen, neus en kin) worden vaak behandeld voor projectie, waardoor een hoge cohesiviteit of opslagmodulus gewenst is. Ook deze gebieden kennen weinig schuifspanning.
Onder dit gebied vallen ook de lippen, omdat hier vaak een groot volume gewenst is. Voor slechts een lichte opvulling van de lippen wordt een lagere cohesiviteit voor een betere spreiding aanbevolen.

3. Onderste deel van het gezicht
In het onderste deel van het gezicht is volume vaak het doel, waarvoor een filler vorm moet behouden door schuif- en drukspanning vanuit het gewicht van weefsel en mond & wang samentrekkingen. Een hoge cohesiviteit die voor weesfelintegratie zorgt is hierbij belangrijk, omdat fillers in deze gebieden vatbaar zijn voor scheuring en breking door spierbewegingen. De opslagmodulus is hierbij van belang door schuifspanning vanuit spieren. Omdat veel projectie hier esthetisch niet wenselijk is, is een middelmatige cohesiviteit en/of opslagmodulus hierbij de norm.
Vanwege deze gebieden hebben de meeste fillerproducenten meerdere soorten fillers met openlopende cohesiviteit en/of opslagmodulus, zoals in tabel 1 te zien is.
(I. Koh & W. Lee, Filler Complications, 2019 & JETEMA, 2018)
Filler | Lifting capaciteit [Pa] | Schuifmodulus (G') [Pa] | Cohesiviteit |
---|---|---|---|
Juvéderm Volbella | 30 | 99 | 0,30 |
Juvéderm Volift | 61 | 179 | 0,34 |
Juvéderm Voluma | 114 | 284 | 0,40 |
e.p.t.q. S100 | 18 | 42 | 0,42 |
e.p.t.q. S300 | 79 | 130 | 0,61 |
e.p.t.q. S500 | 233 | 265 | 0.88 |
Restylane | 123 | 349 | 0,35 |
Restylane Lyft (Perlane) | 118 | 411 | 0,29 |
Restylane SubQ | 261 | 768 | 0,34 |
Bij fillers met vergelijkbare lifting capaciteit geldt altijd: kies de hoogste cohesiviteit voor veiligheid en werkzaamheid
Er zijn enkele fillerproducenten die crosslinkerniveaus tot niet-detecteerbaar niveau terug kunnen brengen én daarbij een hoge cohesiviteit waarborgen voor een hoge lifting capaciteit. Door een hoge cohesiviteit van de hyaluronzuurdeeltjes wordt er dan een veiligere filler gecreëerd waarvan de lifting capaciteit ondanks een lage elasticiteit toch vergelijkbaar is met crosslinked-gebaseerde fillers.
Liftingcapaciteit wordt dus idealiter gevormd door een relatief lage G’, een relatief hoge cohesiviteit met een lage crosslinkmodificatiegraad.
(I. Koh & W. Lee, Filler Complications, 2019; Chung-Ang University Hospital, 2017 & JETEMA, 2018)
Filler | Lifting capaciteit [Pa] | Schuifmodulus (G') [Pa] | Cohesiviteit | Modificatiegraad [%] |
---|---|---|---|---|
Juvéderm Voluma | 114 | 284 | 0.40 | 7,68 |
e.p.t.q. S500 | 233 | 265 | 0.88 | 2,72 |
Restylane SubQ | 261 | 768 | 0.34 | onbekend |